knoeien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van knoeien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | knoeien | te knoeien | ||||||
toekomend | zullen knoeien | te zullen knoeien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geknoeid | te hebben geknoeid | ||||||
toekomend | geknoeid zullen hebben | geknoeid te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
knoeiend | geknoeid | ev. knoei |
mv. verouderd knoeit |
knoeie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | knoei | knoeit | knoeit | knoeit | knoeit | knoeien | knoeien | knoeien | |
verleden (o.v.t.) | knoeide | knoeide | knoeide | knoeide | knoeide | knoeiden | knoeiden | knoeiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal knoeien | zult/zal knoeien | zult/zal knoeien | zult knoeien | zal knoeien | zullen knoeien | zullen knoeien | zullen knoeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou knoeien | zou knoeien | zou(dt) knoeien | zoudt knoeien | zou knoeien | zouden knoeien | zouden knoeien | zouden knoeien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geknoeid | hebt geknoeid | hebt/heeft geknoeid | hebt geknoeid | heeft geknoeid | hebben geknoeid | hebben geknoeid | hebben geknoeid | |
verleden (v.v.t.) | had geknoeid | had geknoeid | had geknoeid | hadt geknoeid | had geknoeid | hadden geknoeid | hadden geknoeid | hadden geknoeid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geknoeid hebben | zal/zult geknoeid hebben | zult/zal geknoeid hebben | zult geknoeid hebben | zal geknoeid hebben | zullen geknoeid hebben | zullen geknoeid hebben | zullen geknoeid hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geknoeid hebben | zou geknoeid hebben | zou/zoudt geknoeid hebben | zoudt geknoeid hebben | zou geknoeid hebben | zouden geknoeid hebben | zouden geknoeid hebben | zouden geknoeid hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geknoeid worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geknoeid | er is geknoeid | |||||||
verleden | er werd geknoeid | er was geknoeid | |||||||
toekomend | er zal geknoeid worden | er zal geknoeid zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geknoeid worden | er zou geknoeid zijn |