knit
Naar frequentie | 3262 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to knit |
he/she/it | knits |
verleden tijd | knitted knit |
voltooid deelwoord |
knitted knit |
onvoltooid deelwoord |
knitting |
gebiedende wijs | knit |
knit
- onovergankelijk overgankelijk, (textiel) breien
- «She was knitting a sweater.»
- Ze was een trui aan het breien.
- «She was knitting a sweater.»
- overgankelijk fronsen
- overgankelijk samensmeden, verweven
- onovergankelijk aaneengroeien, een geheel worden, samengroeien
knit
enkelvoud | meervoud |
---|---|
knit | knits |
knit
- (textiel) gebreide stof