Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knap·ten op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opknappen

knapten (…) op

  1. meervoud verleden tijd van opknappen
    • Wij knapten op. 
    • Jullie knapten op. 
    • Zij knapten op. 

Gangbaarheid