klootschieter
- kloot·schie·ter
- afgeleid van klootschieten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klootschieter | klootschieters |
verkleinwoord | klootschietertje | klootschietertjes |
de klootschieter m
- (sport) beoefenaar van het klootschieten
- Het woord 'klootschieter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.