• klet·send
vervoeging van: kletsen
verbogen vorm: kletsende

kletsend

  1. onvoltooid deelwoord van kletsen
  2. attributief gebruikt
    • Hij sloeg met een scherp kletsend geluid zijn handen tegen elkaar. 
    • Ik hoor een groep kletsende en zingende jongeren naderen. 
  3. bijwoordelijk gebruikt
    • De dag wordt al kletsend doorgebracht.