• kla·ver·jas·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klaverjassen
klaverjaste
geklaverjast
zwak -t volledig

klaverjassen

  1. inergatief (kaartspel) een kaartspel spelen met twee paren tegenstanders, waarbij slagen met troef en roem gemaakt worden
    • Er werd die avond gezellig geklaverjast. 
99 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]