kis
Niet te verwarren met: KIS |
- kis
vervoeging van |
---|
kissen |
kis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kissen
- Ik kis.
- gebiedende wijs van kissen
- Kis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kissen
- Kis je?
- Het woord kis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kis | kiste |
verkleinwoord | kissie | kissies |
kis
kis
kis
- een keuze maken, kiezen