• king·ma·ker
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kingmaker kingmakers
verkleinwoord

de kingmakerm

  1. (politiek) persoon die ervoor zorgt dat iemand koning wordt of benoemd wordt in een andere machtige positie
     In een vlekkeloze roze jurk neemt Imelda Marcos plaats op een met goud versierde bank, omringd door kostbare kunstwerken. "Ik moet altijd make-up op doen en me mooier maken. Want de armen zijn altijd op zoek naar een ster in het donker van de nacht", zegt de 92-jarige oud-first lady van de Filipijnen in de documentaire The Kingmaker uit 2019.[2]
     Van buitenbeentje tot kingmaker: in Brussel kan niemand meer om Meloni heen[3]


  1. kingmaker op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Mustafa Marghadi
    “Filipijnen naar de stembus: Ferdinand 'Bongbong' Marcos grote favoriet” (zondag 8 mei 2022, 20:38), NOS
  3.   Weblink bron
    Heleen D'Haens
    “Van buitenbeentje tot kingmaker: in Brussel kan niemand meer om Meloni heen” (vrijdag 7 juni 2024), NOS