kiezentrekker
- kie·zen·trek·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kiezentrekker | kiezentrekkers |
verkleinwoord |
- (beroep) (medisch) persoon die kiezen trekt
- ▸ ' Meestal was er en bijna altijd dezelfde 'kiezentrekker'.[2]
- Het woord 'kiezentrekker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317