Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ketst af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afketsen

ketst (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afketsen
    • Jij ketst af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afketsen
    • Hij ketst af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afketsen
    • Ketst af! 

Gangbaarheid