Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·week·ein·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstweekeinde kerstweekeinden
kerstweekeindes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kerstweekeindeo

  1. (kerst) Kerstmis dat op een weekend valt
    • Door het kerstweekeinde wordt het dit jaar het jaar van de werkgever genoemd. 
  2. (kerst) een weekeinde dat nabij de kerstdagen ligt
Synoniemen