• ker·stig
  • afgeleid van kerst met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kerstig kerstiger kerstigst
verbogen kerstige kerstigere kerstigste

kerstig

  1. (kerst), (informeel) de sfeer van het kerstfeest hebbende
    • In de winkelstraat werd een kerstig optreden gegeven door enkele muzikanten.