Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·ar·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstartikel kerstartikelen
kerstartikels
verkleinwoord kerstartikeltje kerstartikeltjes

Zelfstandig naamwoord

het kerstartikelo

  1. (kerst) een voorwerp dat te koop is, zoals kleding voor tijdens de kerstdagen of kerstdecoratie
    • Met kerstavond waren de laatste kerstartikelen slechts de helft van de normale prijs. 
  2. (kerst) (media) een in de kerstperiode gepubliceerde tekst
    • Het kerstartikel van het tijdschrift ging over kerstgebruiken door de eeuwen heen.