Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keert om
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omkeren

keert (…) om

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkeren
    • Jij keert om. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkeren
    • Hij keert om. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omkeren
    • Keert om! 

Gangbaarheid