keert
- keert
vervoeging van |
---|
keren |
keert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keren
- Jij keert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van keren
- Hij keert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van keren
- Keert!
- hoe je het wendt of keert
hoe dan ook; het blijft een feit dat
- • Hoe je het ook wendt of keert, haar vader was er niet op haar verjaardag. [1]
- • Het scenario dat er een halve man en een paardenkop langs de Prinsengracht zou staan wilde de KNVB voorkomen. Dan liever een vol Lepelenburg in Utrecht, waar twaalfduizend man in kunnen en het er sowieso 'vol' uitziet. 'Ik vind ook dat je op dit moment geen appels met peren moet vergelijken', vervolgt Schippers. 'Hoe je het ook wendt of keert, mannenvoetbal is gewoon nog steeds veel populairder. Dan denk je eerder aan een rondvaart door de grachten in Amsterdam. Vrouwenvoetbal is een andere sport. De Leeuwinnen krijgen dus ook een ander feestje.' [2]
- Het woord keert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.