• kas·te·loos
stellend
onverbogen kasteloos
verbogen kasteloze

kasteloos

  1. zonder kaste
    • De kasteloze vrouw was heel arm. 
72 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be