• ka·ron·je
enkelvoud meervoud
naamwoord karonje karonjes
verkleinwoord - -

karonje v / o

  1. (scheldwoord) vrouw die zich gemeen of walgelijk gedraagt (soms ook gebruikt voor mannen)
    • Sarah Palin is een mooi aangeklede karonje, een helleveeg en daar heeft ze zichtbaar plezier in. [3]
  2. (verouderd) lichaam van een dood dier dat ergens ligt te vergaan
11 % van de Nederlanders;
9 % van de Vlamingen.[4]