karonje
- ka·ron·je
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karonje | karonjes |
verkleinwoord | - | - |
- (scheldwoord) vrouw die zich gemeen of walgelijk gedraagt (soms ook gebruikt voor mannen)
- Sarah Palin is een mooi aangeklede karonje, een helleveeg en daar heeft ze zichtbaar plezier in. [3]
- (verouderd) lichaam van een dood dier dat ergens ligt te vergaan
- [1] karonjetuig
- [2] karonjeplek
- Het woord karonje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karonje" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
9 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ karonje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hofland, H.J.A.De beste redenaar (31 oktober 2008) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-09-29
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be