Kalebassen
  • ka·le·bas
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kalebas kalebassen
verkleinwoord kalebasje kalebasjes

de kalebasv / m

  1. houtige, vaak holle schijnvrucht
93 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]