Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kak·ke·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen kakkerig
verbogen kakkerige

Bijvoeglijk naamwoord

kakkerig [1]

  1. met de eigenschappen van of behorend tot een kakker (verwaand, bekakt, persoon)

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen