kabots
- ka·bots
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kabots | kabotsen |
verkleinwoord | kabotseke kabotseken |
kabotsekes kabotsekens |
de kabots v
- (kleding) een platte muts of monnikskap die de kruin bedekt
- Een zwart kabotseken heeft het [vogeltje] op zijne kop’[1].
kabots!
- een woord dat de knal van een botsing aangeeft
- Er kwam een auto veel te hard van rechts. Kabots! Hij knalde erbovenop...
- Het woord 'kabots' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kabots" herkend door:
19 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Dodendans 55, Stijn Streuvels
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be