Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·bi·nets·deel·na·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kabinetsdeelname kabinetsdeelnames
kabinetsdeelnamen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kabinetsdeelnamev / m

  1. (politiek) het deelnemen van een politieke partij aan een coalitieregering
     Jop Fackeldey, PvdA-wethouder in Lelystad "Wouter Bos heeft het wat mij betreft prima gedaan. Hoop nu weer een beetje de oude fanatieke Wouter terug te zien, niet geremd door kabinetsdeelname en bestuurlijke redelijkheid."[1]
     CDA-congres stemt voor kabinetsdeelname[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Lokale partijen vrezen voor aanzien politiek: PvdA” (Maandag 22 februari 2010, 07:00), NOS
  2.   Weblink bron “CDA-congres stemt voor kabinetsdeelname” (Zaterdag 2 oktober 2010, 18:05), NOS