kaberdoesjes
- Geluid: kaberdoesjes (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkabərˈduʃəs / (4 lettergrepen)
- ka·ber·does·jes
- kaberdoesje met uitgang -s
de kaberdoesjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kaberdoes
- ▸ Jan moet hem dikwijls uit de kaberdoesjes langs de kaai halen, om in zee te gaan.[1]
- Het woord 'kaberdoesjes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Jan Bart.” (1944), Lannoo, Tielt, p. 42