juta

  1. "-miljoen", woord dat het voorgaande telwoord met 1.000.000 vermenigvuldigt om de getallen 1.000.000 tot 999.000.000 en hun afleidingen te vormen

Alleen sijuta (miljoen) wordt aaneengeschreven en vormt een nieuw zelfstandig naamwoord, dua juta (twee miljoen) tot sikureueng juta (negen miljoen) zijn twee woorden: een telwoord en een zelfstandig naamwoord; een getal als 987.000.000 (sikureueng reutôih lapan plôih tujôh juta) is dus eigenlijk een frase bestaande uit drie telwoorden en drie zelfstandige naamwoorden.


juta (o)

  1. miljoen
    «o juta moi, dé o kèti sinòto, dé o làkisa saāngi, dé o tjala iha, dé o ratu motòha moributanga dé tumidingi»
    1.234.567
  • Deze bijdrage is gebaseerd op een taalkundig werk uit de koloniale tijd[1] en kan daarom qua spelling en betekenis achterhaald zijn. In plaats van het door hem gebruikte teken ḋ (d met punt erboven) voor een puur dentale d wordt đ gebruikt.
  1. Woordenlijst:
    Galelareesch-Hollandsch
    M. J. van Baarda
    Uitgegeven: M. Nijhoff, 1895



  • ju·ta

juta

  1. miljoen (voorafgegaan door een telwoord; zie ook sejuta "één miljoen")