julegris
- ju·le·gris
Naar frequentie | > 50000 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | julegris | julegrisen | julegriser | julegrisene |
genitief | julegris' | julegrisens | julegrisers | julegrisenes |
julegris m
- (veeteelt) een varken dat voor het kerstfeest zal worden geslacht
- se ut som en julegris
dik en rond zijn (letterlijk: uitzien als een varken dat voor het kerstfeest zal worden geslacht)
- ju·le·gris
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | julegris | julegrisen | julegrisar julegriser |
julegrisane julegrisene |
julegris m
- (veeteelt) een varken dat voor het kerstfeest zal worden geslacht