jubileren
- ju·bi·le·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jubileren |
jubileerde |
gejubileerd |
zwak -d | volledig |
jubileren
- inergatief een jubileum vieren
- Het woord jubileren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jubileren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ jubileren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be