jopper
- jop·per
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zeilkiel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1941 [1] [2] [3] [4][5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jopper | joppers |
verkleinwoord | joppertje | joppertjes |
- (kleding) halflange, overjas met ritssluiting en hoge kraag
- Het woord jopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jopper" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "jopper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ jopper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ jopper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ jopper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be