• jolt
vervoeging van
jollen

jolt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jollen
    • Jij jolt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jollen
    • Hij jolt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jollen
    • Jolt! 


enkelvoud meervoud
jolt jolts

jolt

  1. schok
vervoeging
onbepaalde wijs to  jolt 
he/she/it  jolts 
verleden tijd  jolted 
voltooid
deelwoord
 jolted 
onvoltooid
deelwoord
 jolting 
gebiedende wijs  jolt 

jolt

  1. schokken
    «Her sudden appearance jolted him out of his reminiscence.»
    Haar plotselinge verschijning wekte hem op uit zijn mijmering.