jollen
- jol·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jollen |
jolde |
gejold |
zwak -d | volledig |
jollen
- inergatief, (verouderd) een kreunend geluid maken
- De koeijen jolden en loeiden naar hare benomen kalveren (1811) [1].
de jollen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord jol
- Het woord jollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jollen" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Nederduitsch taalkundig woordenboek. P. Weiland 1807-1811
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be