joelden uit
- Geluid: joelden uit (hulp, bestand)
- joel·den uit
vervoeging van |
---|
uitjoelen |
joelden (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitjoelen
- Wij joelden uit.
- Jullie joelden uit.
- Zij joelden uit.
- Wij joelden uit.
- Het woord joelden uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.