• jas bin·nen

uit jas (werkwoord) en binnen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
binnenjassen

jas (...) binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenjassen
    • Ik jas binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnenjassen
    • Jas binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenjassen
    • Jas je binnen?