jankbui
- jank·bui
- samenstelling van jank ww en bui
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jankbui | jankbuien |
verkleinwoord | jankbuitje | jankbuitjes |
- een aanval van aanhoudend gejank
- De man werd erg verdrietig van de jankbuien van zijn dochter.
- Het woord 'jankbui' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.