jammen
- jam·men
- uit het Engels
jammen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
jammen |
jamde |
gejamd |
zwak -d | volledig |
- (muziek) op een improviserende manier muziek maken
- De jongens zijn allemaal opgegroeid in Enschede, maar op drummer Michiel na wonen en studeren ze in Utrecht. Het studentenkamertje daar is een plek om te oefenen, maar veel vaker rijden ze terug naar Enschede om in de oefenruimte van de ouders van Michiel te jammen en spelen. [2]
- Het drumstel was in een paar minuten opgebouwd en Stoop begon te jammen. ,,Het was niet erg relaxed zo in de hitte, wel leuk. In het begin wist ik ook nog niet helemaal wat ik nou precies ging doen, maar toen waren mensen al aan het filmen. Het eerste filmpje is daarom niet het beste fragment, pas na een tijdje kwam ik lekker op dreef......De actie van vandaag is wel Stoops eerste echte 'traffic jam' tussen het verkeer." [3]
- vastlopen van papier in een printer
- [1] jamsessie
- Het woord jammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jammen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 06-06-16 Interview | Deze band uit Enschede is klaar voor de doorbraak
- ↑ Tubantia Mark Zaremba 10-01-17 Drummer verrast filerijders A27 met spontaan optreden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be