• ja·ko·biet
enkelvoud meervoud
naamwoord jakobiet jakobieten
verkleinwoord

de jakobietm

  1. (politiek) aanhanger van Jacobus II van Engeland of van zijn zoon Bonnie Prince Charlie
     De Schotse Hooglanders willen met hun ”Bonnie Prince Charlie”, ofwel Karel III, een greep naar de macht doen. In deze opstand van de jakobieten tegen het Britse leger komen de zonen Kerr om. Wat zal het lot van de vrouwen zijn?[3]
  2. (religie) aanhanger van Jacobus Barradaeus van Edessa de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië
  1. jakobiet op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Anne-Minke Hakvoort
    “Roman van Liz Curtis Higgs varieert op thema ”Naomi en Ruth”” (13 september 2011), Reformatorisch Dagblad