• jag·te
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jagte
jagter
jagtede
jagtet
volledig

jagte

  1. achtervolgen
  2. (figuurlijk) najagen, nastreven
  3. (figuurlijk) belagen (in de zin: oude mannen belagen jonge meisjes)