Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ja·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
najagen
jaagde na
joeg na
nagejaagd
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

Werkwoord

najagen

  1. overgankelijk achter iets aanzitten
    • Hij joeg vermaardheid en rijkdom na. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be