Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar·kring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jaarkring jaarkringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jaarkringm

  1. een periode van precies een jaar voorgesteld als een cirkel
    • Dat ernstig nadenken krijgt een extra accent wanneer in die laatste dienst de namen worden genoemd van hen die in het afgesloten jaar de gemeente door de dood zijn ontvallen: de gedachtenis van de gestorvenen. Een jaarkring is afgesloten en op deze avond gaan de gedachten naar wat was. De uren en dagen en maanden die er waren, komen niet terug. Ook onze gestorvenen keren niet terug dan alleen in onze herinnering. Reden tot een ernstig nadenken over onszelf en, aldus de synode, „over de wegen die God met ons houdt.” [1] 
  2. groep studenten die in hetzelfde jaar zijn begonnen met de studie
    • U werd lid van een dispuut of jaarkring, wij niet, ja van de faculteitsvereniging. Wij hadden nog steeds geen vriendin. Meisjes waren er bijna niet in onze collegezalen. Wij zaten dag in dag uit alleen op een klein kamertje, of nog bij moeder thuis. U woonde op een huis. [2] 
  3. jaarring van een boom
    • De wetenschappers vergeleken de jaarkringen van bomen met berichtten over de in totaal 7711 uitbraken van builenpest in Europa. Uit het onderzoek blijkt dat het op basis van de weeromstandigheden in de veertiende eeuw niet erg aannemelijk is dat Europa te maken had met rattenplagen. Volgens de Noorse professor Nils Christian Stenseth is hier een warme zomer voor nodig met niet al te veel neerslag. Droog, maar niet té droog. [3] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad ds. J. M. J. Kieviet 27-12-2014 Ars moriendi
  2. NRC Frans W. Saris 21 november 1991 ALFA-ANGST OF BETA-BANG
  3. De Telegraaf 25 feb. 2015 'Woestijnrat verspreidde builenpest'
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be