• jaar·be·gro·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord jaarbegroting jaarbegrotingen
verkleinwoord - -

de jaarbegrotingv

  1. totaalbedrag beschikbaar voor bepaalde uitgaven binnen een bepaalde periode van 12 maanden
     In het hele land moeten ze van elke gemeente waar ze werken (403 in totaal), gaan bijhouden of de jaarbegroting voor psychische hulp aan kinderen al op is.[1]
     Met de aankoop van Huntelaar heeft de Spaanse kampioen nu in twee jaar tijd voor ruim 136 miljoen euro aan Nederlandse spelers gekocht, meer dan de totale jaarbegrotingen van Ajax en PSV bij elkaar.[2]
  2. (boekhouding) raming van inkomsten en uitgaven voor een bepaalde periode van 12 maanden
     Er is de afgelopen jaren een tekort van enkele tonnen ontstaan op een jaarbegroting van 2,5 miljoen.[3]
  3. (politiek) document waarin een organisatie vastlegt wat ze het komend jaar wil bereiken en wat de daarmee gemoeide inkomsten en uitgaven zijn
     In oktober moet de jaarbegroting worden ingediend die uiterlijk op 31 december van kracht wordt en dus zal Mattarella bij voorkeur de normale gang van zaken volgen en verkiezingen tot het voorjaar willen uitstellen, maar deze weg lijkt moeilijk begaanbaar.[4]
     In de jaarbegroting van 2017 beloofde de NPO het on demand-aanbod „naar een hoger niveau te brengen en ons publiek daarbij centraal te stellen”.[5]
  1.   Weblink bron
    Frederiek Weeda
    “Zorginstellingen zijn de wanhoop nabij door invoering Jeugdwet” (9 oktober 2014) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Rob Wijnberg
    “Een beetje minder salaris is niet de oplossing ??? ?? ?” (10 december 2008) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Karin de Mik
    “Opnieuw is er onrust in de zeehondencrèche” (20 februari 2014) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Bill Emmott
    “Salvini, ‘gevaarlijkste man van Europa’, moet kleur bekennen” (16 augustus 2019) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Menno Sedee
    “Zeven vragen over de nieuwe Uitzending Gemist” (4 juli 2017) op nrc.nl