ippon
- ip·pon
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘heel punt bij Japanse vechtsport’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ippon | ippons |
verkleinwoord | - | - |
het ippon o
- (sport) bij judo, jiujitsu: een vol wedstrijdpunt
- Hij besliste de wedstrijd met een ippon.
- Het woord ippon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ippon" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ippon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be