inwippen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·wip·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van in bw en wippen ww
Werkwoord
inwippen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inwippen |
wipte in |
ingewipt |
zwak -t | volledig |
- overgankelijk met een snelle beweging ergens naar binnen gaan
- ▸ Hij moet de societeit voorbij. ‘Wacht! misschien zit er wel een van de vrienden te lezen. Even inwippen en kijken!’ In de leeszaal vindt hij niemand, in de biljartkamer slechts een paar jongelui, die carambole spelen. ‘Dan in 's hemelsnaam maar naar huis.’[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'inwippen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inwippen" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Justus van Maurik“Verspreide novellen” (1885)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be