Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·toet·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

intoetsen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
intoetsen
toetste in
ingetoetst
zwak -t volledig
  1. op de toetsen van een toetsenbord drukken
    • Hij toetste zijn pincode in op het toetsenbord van de betaalautomaat. 
    • Hij moest de eindeloze tekst van zijn scriptie nog helemaal intoetsen. 
Synoniemen
  1. intikken, intypen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be