intijds
- in·tijds
intijds [2]
- als er nog tijd voor is, (net) op tijd
- ▸ Wie zich niet intijds naar de winkel repte, kan zo'n pakketje ook zelf samenstellen: met een collectie zelfgemaakte scrubs bijvoorbeeld: eentje op basis van honing en citroen, komkommer en munt, of koffie en chocolade. De ingrediënten vind je vaak gewoon in je keukenkast.[3]
- Het woord intijds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intijds" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ intijds op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Moederdag, is dat vandaag? 10 creatieve doe-het-zelf-cadeaus om de dag te redden” (6 mei 2016), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be