• in·ter·reg·num
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tussenregering’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afleiding met het voorvoegsel inter- en regnum [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord interregnum interregna
interregnums
verkleinwoord

het interregnumo [3]

  1. (politiek) een korte regeringsperiode tussen twee langere regeerperioden in
    • Het kabinet doet er in dit korte interregnum daarom goed aan eens goed naar het departement te kijken. Was het echt wel goed om de minister van Justitie de totale politie in beheer te geven en Binnenlandse Zaken zó vergaand uit te kleden? Justitie heeft nu ook een sleutelrol in het lokale bestuur gekregen. Heeft het veiligheidsetiket echt gebracht wat de liberalen ervan verwachtten? De twijfels groeien. Dit intermezzo vraagt om een herijking van deze keuzes.[4] 
    • Het gaat om de 'uitstraling', zegt zelfs de vertegenwoordiger van de trainersbond. En dat is de crux. De benoeming van de nieuwe bondscoach is niet een door de ratio geschraagde beslissing. Ze is louter gebaseerd op de hoop dat Van Basten de coach over dezelfde magie zal beschikken als Van Basten de spits.Of dit ook zo zal uitpakken, valt onmogelijk te voorspellen. Daarvoor zit Van Basten te kort in het trainersvak. Toch geloven velen heilig in de keuze voor de voormalige vedette, al was het maar omdat de KNVB eerst te rade is gegaan bij Cruijff. En de opperste voetbalgod heeft gezegd dat het goed was. Hij laat zijn 'zoon' nu neerdalen op aarde om een eind te maken aan het grauwe interregnum van Advocaat. [5]