internetter
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: internetter (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·ter·net·ter
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van internetten met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | internetter | internetters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de internetter m
- iemand die internet op internet
Gangbaarheid
- Het woord internetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.