internetdate
- in·ter·net·date
- samenstelling van internet en date
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | internetdate | internetdates |
verkleinwoord | - | - |
- afspraak gemaakt via het internet
vervoeging van |
---|
internetdaten |
internetdate
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetdaten
- Ik internetdate.
- gebiedende wijs van internetdaten
- Internetdate!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetdaten
- Internetdate je?
- aanvoegende wijs van internetdaten
- Het woord internetdate staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.