interlocuteur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·lo·cu·teur
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interlocuteur | interlocuteurs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de interlocuteur m
- iemand waarmee men spreekt
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'interlocuteur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.