instuwen
- in·stu·wen
- samenstelling van in bw en stuwen ww
instuwen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
instuwen |
stuwde in |
ingestuwd |
zwak -d | volledig |
- door een voortstuwing ergens in of naartoe gedreven worden
- ▸ Gewoon snorkelen of varen op een jetski is deze zomer verleden tijd voor watersporters nu de Jetovator de markt wil bestormen. Dit wateraangedreven toetsel kan zijn bestuurder tot tien meter de hoogte instuwen met een snelheid van veertig kilometer per uur.[2]
- ▸ Nieuwe landen (oliestaten en de BRIC-ontwikkelingslanden) zouden de inkomsten fiks de hoogte instuwen.[3]
- Het woord instuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "instuwen" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron THOMAS DE HEIDE“'Watervliegtuig' nieuwste sportgadget” (08 nov. 2012), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron sad“Geruchten beursgang F1 steeds luider” (21/03/2012), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be