innblandet
- inn·blan·det
Naar frequentie | 2683 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | innblandet | ||
o enkelvoud | innblandet | |||
meervoud | innblandede innblandete | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
innblandede innblandete |
innblandet
- betrokken bij, geïnvolveerd in, verwikkeld in
- «Tungtransporten er innblandet i svært få ulykker.»
- Het zware vervoer vervoer is bij zeer weinig ongevallen betrokken.
- «Tungtransporten er innblandet i svært få ulykker.»
innblandet
- zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande
har innblandet
- zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande
- har innblanda
innblandet
- zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord van innblande