• inn·blan·det
Naar frequentie 2683
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud innblandet
o enkelvoud innblandet
meervoud innblandede
innblandete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
innblandede
innblandete

innblandet

  1. betrokken bij, geïnvolveerd in, verwikkeld in
    «Tungtransporten er innblandet i svært få ulykker.»
    Het zware vervoer vervoer is bij zeer weinig ongevallen betrokken.

innblandet

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

har innblandet

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

innblandet

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord van innblande