• inn·blan·da
Naar frequentie 93642
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud innblanda
o enkelvoud innblanda
meervoud innblanda
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
innblanda

innblanda

  1. betrokken bij, geïnvolveerd in, verwikkeld in

innblanda

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

har innblanda

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

innblanda

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord van innblande


  • inn·blan·da
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud innblanda
o enkelvoud innblanda
meervoud innblanda
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
innblanda

innblanda

  1. betrokken bij, geïnvolveerd in, verwikkeld in
    «I 1979 hende det 62 vegtrafikkulukker i Hardanger politidistrikt. Odda hadde 23 ulukker, derav 3 dødsulukker. 27 personar var innblanda, av dette 9 bilførarar, 9 bilpassasjerar, 2 motorsyklistar, 2 mopedistar, 2 syklistar og 3 fotgjengarar. [1]»
    In 1979 waren er 62 verkeersongevallen in het politiedistrict van Hardanger. Odda had 23 ongevallen, waarvan 3 met dodelijke afloop. Hierbij waren 27 mensen betrokken, waarvan 9 automobilisten, 9 autopassagiers, 2 motorrijders, 2 bromfietsers, 2 fietsers en 3 voetgangers.

innblanda

  1. zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

har innblanda

  1. zwakke verbuiging voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van innblande

innblanda

  1. zwakke verbuiging voltooid (verleden) deelwoord van innblande
  1. Bron: Nynorske Krant "Hardanger" van 11 okt 1980, pag. 3, artikel: "62 trafikkulukker i Hardanger politidistrikt i fjor"