• in·kwar·tie·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkwartieren
kwartierde in
ingekwartierd
zwak -d volledig

inkwartieren

  1. overgankelijk iemand, gewoonlijk een soldaat, een tijdelijk verblijf toewijzen in andermans woning
    • De soldaten waren daar enige tijd ingekwartierd tot het bevel kwam om zich naar het front te begeven. 
79 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]