• in·ko·mens·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord inkomenspositie inkomensposities
verkleinwoord

de inkomenspositiev

  1. de stand van zaken betreffende het inkomen dat iemand verdient
     Volgens LTO Glaskracht liggen de opbrengsten van telers al jaren onder de kostprijs en is dat een goede reden om samen te werken. Zo proberen telers hun inkomenspositie te versterken.[1]
     ABP-voorzitter Brouwer dringt aan op maatregelen van het kabinet, omdat het volgens hem onnodig is om "veel schade aan te richten aan de inkomenspositie van gepensioneerden." Volgens hem worden de fondsen nu geconfronteerd met een extreem lage rente. Hij pleit ervoor om op een andere manier de reserves te berekenen.[2]


  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “LTO vecht boete paprikatelers aan” (Dinsdag 5 juni 2012, 19:46), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Pensioenen verder onder druk” (Donderdag 19 juli 2012, 04:59), NOS